Studie Ugent en Wit-Gele Kruis bij huisartsen over mHealth toepassingen in de diabeteszorg

West-Vlaanderen

UGent voerde, in opdracht van het Wit-Gele Kruis West-Vlaanderen, een exploratieve studie uit om te peilen naar de behoeften en verwachtingen van artsen bij het gebruik van mHealth toepassingen in de diabeteszorg. 

mHealth staat voor Mobile Health en focust op het ondersteunen van de zorg via mobiele apparaten zoals smartphones en zogenaamde ‘wearables’, om informatie te verzamelen via specifieke sensoren in contact met de huid.

In een eerste fase van het onderzoek werd naar 731 huisartsen een enquête uitgestuurd om hen te bevragen naar de randvoorwaarden voor het gebruik van mHealth-toepassingen in de diabeteszorg. 10% van de artsen vulde de enquête in en gaf zijn mening over hoe dergelijke technologie een ondersteuning kan bieden voor het opvolgen van diabetespatiënten. In dit artikel geven we al enkele eerste resultaten mee.

Enkele kanttekeningen  

Artsen maakten wel enkele belangrijke kanttekeningen. Het onderzoek gaf aan dat apps niet voor alle patiënten even geschikt zijn. Bij bepaalde patiënten zou het gebruik ervan onnodige angst en ongerustheid kunnen veroorzaken waardoor de vrees bestaat dat ze hun huisarts te pas en te onpas zouden contacteren. Een andere reden voor twijfel is het gebrek aan ervaring met deze toepassingen bij artsen.

Onbekend maakt onbemind

Opmerkelijk is dat artsen die zelf apps en wearables voor hun gezondheid gebruiken, meer overtuigd zijn over het nut ervan. Binnen deze groep gelooft 89% dat apps en wearables, specifiek voor het opvolgen van diabetici, ondersteunend kunnen zijn. Dit leert ons dat, op basis van deze bevinding, proefprojecten bijzonder waardevol kunnen zijn om huisartsen ervaring en kennis te laten opdoen om er de mogelijkheden ervan te leren ontdekken.

Bevraging apps & wearables

Aandacht voor de randvoorwaarden

Artsen benadrukken dat bij mHealth- toepassingen een aantal randvoorwaarden moeten vervuld zijn. Zo mag het gebruik ervan geen extra werkbelasting met zich meebrengen. Mocht dit toch het geval zijn wil de arts hiervoor een vergoeding. De huisarts wil zijn centrale rol in de eerstelijnzorg gevrijwaard zien en beschouwt mHealth eerder als extra aanvulling op het bestaande medisch dossier. De artsen benadrukken dat het gebruik van apps en wearables niet ten koste mag gaan van persoonlijk contact. Bovendien moeten apps gebruiksvriendelijk zijn en geen extra financiële kost voor de patiënt met zich meebrengen. Een andere belangrijke randvoorwaarde is het garanderen van de privacy en de gegevensbescherming.

Slechts iets minder dan 30% van de artsen vond zichzelf bekwaam en bereid om apps en wearables in de praktijk in te voeren. Bij artsen met wat ervaring ligt dit hoger (61%). Educatie, extra opleiding en het opdoen van ervaring zijn essentieel wil mHealth zijn ingang vinden bij de zorgprofessionals.

De rol van de thuisverpleegkundige

Vooral het verzamelen van glycemiewaarden via apps en wearables vond meer dan drie op vier artsen bijzonder relevant. Artsen vinden thuisverpleegkundigen bijzonder goed geplaatst voor de monitoring en opvolging van de mHealth gegevens in de diabeteszorg. Een goede communicatie en samenwerking met de thuisverpleegkundigen is daarom een belangrijk aandachtspunt. Voor het geven van educatie aan de patiënten over het gebruik ervan vonden de artsen de diabeteseducator de meest aangewezen persoon. De uitdaging hierbij is het vastleggen van verantwoordelijkheden en hoe er gereageerd en gecommuniceerd moet worden bij afwijkende waarden.

Conclusie

Er is draagvlak onder de huisartsen om in de toekomst meer in te zetten op het gebruik van mHealth toepassingen in de diabeteszorg, maar extra proefprojecten zijn nodig. De invoering van apps en wearables kunnen namelijk een grote impact hebben op het werkproces van een huisarts, een diabeteseducator... Een gepaste omkadering dringt zich dan ook op zodat duidelijk is wie welke taken en verantwoordelijkheden heeft.

Weldra vinden m-Health-toepassingen ingang in onze reguliere werking. Met deze studie krijgen we alvast een beter inzicht in de ‘do’s en de don’ts’ en een aantal voorwaarden om hiermee aan de slag te gaan.   

In een volgend artikel geven we meer info over de resultaten van de bevraging bij patiënten en mantelzorgers, alsook over de bevindingen van verpleegkundigen.

Terug naar overzicht